Paragrafen

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

De risico-inventarisatie geeft een aantal geïdentificeerde risico’s, die voldoen aan de volgende criteria:

  • onzekerheden met grote financiële gevolgen;
  • waarvan de kans reëel is dat de risico's zich voordoen; en
  • waarvoor de oorzaken niet door de gemeente kunnen worden beïnvloed of waarvoor de gemeente (nog) niet in staat is geweest om passende beheersingsmaatregelen te treffen;
  • risico’s die niet zijn afgedekt door verzekeringen of voorzieningen.

In deze paragraaf wordt de inventarisatie van de belangrijkste risico’s weergegeven. Dit zijn de risico’s waarvan we als organisatie op dit moment kunnen inschatten dat ze zich wellicht gaan voordoen. Risico’s lopen in de uitvoering van ons werk is niet altijd te voorkomen. Wel zorgen we voor een goede administratieve organisatie. Dit is de basis voor het voorkomen van risico’s. Het systeem van risicomanagement wordt toegelicht in de Nota weerstandsvermogen en risicomanagement.

Een risico-inventarisatie bevat altijd subjectieve aannames. De inschatting van de kansen en omvang is tijdsgebonden, waarbij het inzicht afhankelijk is van onzekere toekomstige factoren.
Sommige risico's worden voor 2 jaar meegenomen. Dit is nodig omdat het in sommige gevallen niet mogelijk is direct maatregelen te treffen om risico's op te vangen of ze te verwerken in de meerjarenbegroting

                                      x € 1.000

Risico

Bedrag per jaar

Aantal jaar

Totaal risico

Renteontwikkeling

250

2

500

Jeugd

150

2

300

Wmo Hulp bij het Huishouden/ grote woningaanpassingen

238

2

476

Wmo

150

2

300

Participatiewet

225

2

450

Stadsgewest renterisico

1.000

1

1.000

Strategische, operationele en schade-risico's

1.000

Totaal risico's

4.026

Na risicofactor

75%

3.020

Rijksinfra N65 en PHS (risicofactor reeds toegepast)

4.500

Totaal benodigde reservecapaciteit

7.520

Toelichting

Renteontwikkelingen
De rentes zijn onverminderd laag gebleven. Omdat de nieuwe leningen tegen een lagere rente zijn en worden aangetrokken dan de gemiddelde rente van onze totale leningenportefeuille lopen we niet veel risico voor de leningen die we oversluiten. Dat risico is er wel voor de toename van onze leningen.
Het blijft de vraag welke gevolgen corona en een krimp van de economie heeft voor de renteontwikkeling. Rondom de renteontwikkeling gaan wij nog steeds uit van een licht stijgende langlopende rente. Wanneer deze stijging groter is dan voorspeld, leidt dit tot extra financieringslasten. Andersom geldt dat natuurlijk ook. Naast de bestaande leningenportefeuille loopt de schuldpositie de komende jaren verder op door met name het project Rijksinfra. Wij schatten het risico op € 250.000. Dit is gebaseerd op 1% rentestijging op te sluiten leningen van € 25 miljoen.

Jeugdhulp
Voor gemeenten zijn de risico’s bij jeugdhulp groot. Gemeenten hebben een zorgplicht jeugd, terwijl de rijksmiddelen beperkt zijn. Met ingang van 2021 zijn wel in de gemeentefondsuitkering extra middelen beschikbaar gesteld. Dit ter compensatie van de tekorten die er bij de gemeenten bleken bij de uitvoering van deze taken.
In regionaal verband is een actieplan opgesteld in de vorm van transformatieopgaven jeugd en binnen Wegwijs+ zetten we extra in op preventie en kwaliteit in de dienstverlening. Dit ter voorkoming van stijgende kosten op langere termijn. Het beleid is gericht op tijdige signalering, de juiste hulp en preventie. Daarmee proberen we “zware”, en dus dure, cliënten te voorkomen.

Echter, naast deze ontwikkelingen blijft de zorgvraag bij jeugdigen te stijgen. Het is de vraag en dus een risico of we in staat blijken om samen met onze regionale partners de afvlakking van de groei  en het voorkomen van zwaardere zaken te realiseren. Daarnaast speelt ook dat met ingang van het komende jaar de inkoop en de financiering van de jeugdzorg wijziging .Gelet hierop nemen we voor de Jeugdwet een risicobedrag op van € 150.000.

Wet Maatschappelijke Ondersteuning
Sinds 2019 is (landelijk) het abonnementstarief Wmo van toepassing. Dit zorgt voor een grote toename in het aantal aanvragen Wmo, waarvan de kosten lastig in te schatten zijn. Dat geldt voor alle maatwerkvoorzieningen Wmo, maar vooral voor huishoudelijke hulp. In 2020 bleef, mede als gevolg van corona de stijging beperkt tot 5%. In de eerste helft van 2021 is er een toename van 21 % die slechts voor  een deel aan de komst van Helvoirt is toe te schrijven.
In de begroting gaan we uit van een stabilisatie na 1 juli. Dit leidt wel tot risico's.
Een toename met 5% (37 inwoners) leidt tot niet begrote kosten van circa € 118.000 per jaar.
Daarnaast speelt het risico van grotere woningaanpassingen ( > € 20.000). Deze laten zich niet begroten maar de kans bestaat wel dat deze gedurende het jaar noodzakelijk blijken te zijn.
Voor deze ontwikkelingen wordt het risicobedrag bepaald op € 238.000, en gezien het meerjarige karakter van deze post nemen we hem voor 2 jaar op. In totaal € 476.000

Wmo
Voor de nieuwe Wmo-taken werken we samen met onze collega gemeenten in de Meierij. Voor 2021 is regionaal overeen gekomen dat we 100% solidair zijn in de kosten van de zorg en ondersteuning voor Zintuiglijk Gehandicapten. Of dat voor 2022 en verder ook het geval zal zijn is op dit moment nog niet zeker. Daar onze gemeente relatief veel zorginstellingen heeft voor inwoners met een zintuiglijke beperking, heeft het eventueel loslaten van die onderlinge solidariteit grote financiële consequenties. In onze begroting zijn we er vanuit gegaan dat deze solidariteit naar verwachting in 2022 wordt losgelaten. Dit betekent ook dat een onverwachte toename van deze zorg voor een groot deel bij onze gemeente terecht komt. Dit gegeven gecombineerd met de gewijzigde inkoop en financiering voor de gehele Wmo leidt tot risico's.
Gelet hierop nemen we een risicobedrag van € 150.000 op. Gelet op het meerjarige karakter nemen we deze voor 2 jaar mee

Participatiewet
De gemeente is verantwoordelijk voor het verstrekken, beheren en verhalen van bijstand aan personen die niet zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien en het bevorderen van (her)intrede op de arbeidsmarkt van bijstandsgerechtigden.
De gemeente ontvangt subsidie van het Rijk voor de uitvoering van deze taken. Op basis van de macro-economische omstandigheden blijft een toename in het aantal bijstandsgerechtigden een risico.
De afgelopen jaren zagen we als gevolg van de conjuncturele ontwikkelingen en de gerichte maatwerkaanpak van Wegwijs+ een daling van het aantal uitkeringsgerechtigden. Ook in 2020 en eerste helft van 2021 zien we, mede als gevolg van de landelijke steunmaatregelen, geen toename van het aantal uitkeringsgerechtigden. We hebben daarop de prognose en de bijbehorende budgetten voor de komende meerjarenperiode aangepast. Daarbij gaan we er vanuit dat de subsidie van het Rijk toereikend is voor het verstekken van deze voorzieningen.
De omvang van het macrobudget wordt echter ook bepaald door landelijke ontwikkelingen en  voor onze gemeente geldt voor een deel een vergoedingssystematiek die gebaseerd is op
t-2. Voor de eerste 10% van de Rijksbijdrage (circa € 508.000) zijn we als gemeente zelf risicodrager. Daarom houden we een marge/ risico aan van € 225.000, voor 2 jaar (15 extra bijstandsgerechtigden ad € 15.000, 2 jaar lang € 450.000).

Stadsgewest
De ontwikkelingen rondom het Stadsgewest zijn nog niet afgerond. De afwikkeling van de stortplaats is in de loop van 2019 uitgesteld tot 2025. De ontwikkelingen blijven we nauwlettend volgen.

Het grootste risico is dat de provincie voor datum overdracht de rekenrente voor de bepaling van het doelvermogen verlaagt. De provincie is eenzijdig bevoegd om dit te doen. Naar aanleiding van een recente ALM studie kwam de provincie tot het besef dat een forse verlaging van de rekenrente (en daarmee een verhoging van het doelvermogen) nu de exploitanten hard zou treffen. Provincie en exploitanten zijn daarom tot een compromis gekomen waarbij de provincie de huidige rekenrente bevriest op het bestaande niveau (5,06%) en de exploitanten de stortplaatsen nog niet voor eeuwigdurende nazorg overdragen aan de provincie. Deze afspraak geldt voor de periode tot de volgende ALM-studie, dus tenminste 5 jaar.
Een toekomstige verlaging van de rekenrente met 1 procent betekent dat het af te dragen doelvermogen met ± 48% stijgt. Uitgaande van € 14 miljoen en een aandeel van de gemeente Vught van 7,43% betekent dit een risico van ± € 0,5 miljoen per procent daling van de rekenrente. Het risico wordt geschat op 2% verlaging van de rekenrente (= € 1.000.000).

Rijksinfra
Binnen het programma Rijksinfra wordt rekening gehouden met risico’s voor de gemeente Vught. Een risico analyse inclusief beheersmaatregelen is opgesteld en wordt periodiek ge-update. Lopende het project vallen risico's weg of komen er nieuwe risico's bij.
De ontwikkelingen ten aanzien van PAS vormen een risico voor het project. Indien dit risico zich voordoet betekent dit vertraging en daarmee hogere kosten. Voor de meerjarige doorrekening van het project Rijksinfra is verlengd naar 2030. De stand van het risico dossier is op dit moment geen aanleiding om het hier opgenomen risicobedrag aan te passen.

Strategische, operationele en schade-risico’s, Covid-19
Een aantal risico’s zijn specifiek te identificeren en zijn hiervoor gekwantificeerd. Daarnaast lopen er door onze processen heen natuurlijk altijd dossiers die een incidentele tegenvaller kunnen opleveren. In zijn algemeenheid geldt dit voor de uitkering uit het gemeentefonds die jaarlijks schommelt. Daarnaast brengen de mogelijke herverdeling van het gemeentefonds en de herindeling van Helvoirt risico's met zich mee.
Covid-19 heeft grote impact op de Nederlandse samenleving en ook op de gemeente Vught. Bij het nemen van maatregelen stond en staat nog steeds de gezondheid van onze medewerkers en inwoners voorop. Vanzelfsprekend hebben de getroffen maatregelen gevolgen voor de gemeente. Die gevolgen zijn op meerdere gebieden zichtbaar, zowel op het vlak van bedrijfsvoering als financieel.
Daartegenover staat dat voor diverse kosten een compensatie van het Rijk ontvangen wordt. Dit geldt niet alleen voor de gemeente maar ook voor bijv. sportverenigingen, die rechtstreeks subsidie kunnen aanvragen. Ook zijn er diverse uitgaven die lager uit kunnen pakken, zoals bijv achterblijvende activiteiten op de diverse taakvelden, reis-en verblijfkosten, schoonmaakkosten en dagelijks onderhoud.
Op alle bovenstaande onderdelen gelden onzekerheden. Hiervoor nemen we een extra bedrag op bij de risico-inventarisatie: € 1.000.000.

Risicofactor
Een risico is een onzekere ongewenste gebeurtenis waardoor het realiseren van de organisatiedoelstellingen en -strategie in gevaar komt. Bij een risico is er dus sprake van een kans op een ongewenste gebeurtenis. De kans dat ál deze risico's zich voor de volledige omvang voordoen is klein. De benodigde reservecapaciteit wordt daarom op 75% van deze risico's gesteld.

Bij ieder risico is gekeken naar het mogelijke schadebedrag en de kans dat het risico zich voordoet. Het gaat hier om risico’s die niet anders te ondervangen zijn dan door het aanwenden van weerstandscapaciteit. Risico’s die binnen de exploitatie worden opgevangen, waar een risicovoorziening voor is ingesteld of (reguliere) risico’s waarvoor verzekeringen zijn afgesloten, hebben geen financiële consequenties en maken daarom geen deel uit van deze paragraaf. Voor risico’s met een kans groter dan 75% zal een voorziening getroffen worden. Tot slot is nog goed om op te merken dat de inventarisatie van de risico’s een momentopname betreft. Het is een statisch overzicht van risico’s die tijdens het opstellen van deze paragraaf in beeld waren.

Deze pagina is gebouwd op 12/22/2021 12:16:51 met de export van 12/22/2021 12:10:18